Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden. Bowring JohnЧитать онлайн книгу.
ruim uitzigt over de haven en de rivier, en zij is des te aangenamer omdat men er van het stof en de slijk der Calzada is verwijderd; de mode komt hiermede echter niet overeen; wil men zich daarnaar schikken, dan moet de massa zich verzamelen waar zij weet dat men elkander ontmoet. Op onze bezoeken van de schoone rivieren, wegen en dorpen in de nabijheid van Manilla, ontmoetten wij zelden een rijtuig of een reiziger, die zich in deze schoonheden wilde verlustigen. En toch mogt men in eene zoo prachtige haven als die van Manilla verwachten, dat daar ontelbare sloepen, pleizierbooten, jachten en andere vaartuigen het genoegen zouden verhoogen en tot de verscheidenheid in het leven medewerken, doch niets van dat alles. Niemand schijnt zich met een enkel der elementen te vermaken. Men kent evenmin hard zeilen op het water als wedrennen op het land. Ik heb het leven in Manilla intusschen wel eens onverdragelijk eentoonig hooren noemen, maar gedurende mijn kort verblijf in die plaats scheen het mij zeer belangwekkend en levendig toe; het kan zijn dat ik eenig voorregt genoot. De stad is misschien niet levendig en de Spanjaard over het algemeen ernstig gestemd, maar hij bezit een warm hart en is gastvrij; men moet hem niet op eenen afstand bestuderen en niet te haastig veroordeelen. Hij is ongetwijfeld kitteloorig en pundonoroso, doch bezit vele edele hoedanigheden. Hoe beperkt de bevolking van Manilla binnen de fortificatiemuren ook is, biedt het naburige landleven vele bekoorlijkheden aan. Voor mij hadden de dorpen, het schoone tropische gewas, de oevers der rivieren en de zoo schilderachtige en aangename stroomen meer aanlokkelijks, dan het vrolijke van de algemeene parade. Iederen dag bood iets anders aan en de meeste vlekken hebben hunne karakteristieke onderscheidingen. In Malate vindt men een aantal bureaux en de vrouwen houden zich daar bezig met het goud- en zilverdraad borduren van pantoffels. Santa Ana is eene geliefkoosde Villagiatura voor de kooplieden en aristocratische inwoners. Nabij Paco ligt het kerkhof, waar «de menigte woont» en het stoffelijk overschot van menigeen begraven is, die zich vroeger onderscheiden had. Guadalupe is beroemd om zijn wonderbeeld en Paco om dat van den Verlosser. Het meer van Arroceros is (zooals de naam aanwijst) eene der voornaamste verzamelplaatsen van booten met rijst beladen; in de nabijheid daarvan bevinden zich groote fabrieken van cigarettes. Sampaloc is het paradijs van wasschers en waschvrouwen. La Ermita en andere dorpen zijn opmerkelijk om hunne bordadoros, die de uitstekende pina-handdoeken leveren, waarvoor zulke groote sommen worden betaald. Pasay is beroemd door den betelbouw, die daar plaats heeft. Achter elk huis bevindt zich een tuin met zijne bamboezen, plantanen en kokosnootboomen, en sommigen met eene groote verscheidenheid van vruchten. De natuur heeft ze met heerlijke bloemen versierd, die van de takken of heiningen afhangen of tegen de eenvoudige woningen der Indianen opklimmen. In meer aanzienlijke gebouwen houden meestal de mestizen of de gobernadorcillos verblijf, die tot de verschillende pueblos behooren.
Philips III gaf de hoofdstad een wapen, schonk haar den titel van «zeer edele stad Manilla» (La mui noble Ciudad) en aan den Ayuntamiento (municipaliteit) de waardigheid van Excellentie.
Gedurende mijn verblijf te Manilla, liet de Gouverneur-Generaal mij iederen namiddag ten 5 of 6 ure in mijne vertrekken verzoeken en reden wij, begeleid van een escadron cavalerie, in eene koets met vier paarden naar verschillende plaatsen in de nabuurschap; deze togtjes duurden van een tot twee uren. Zelden gingen wij langs den weg, dien wij reeds doorgetrokken waren en zoo bezochten wij niet alleen bijna alle dorpen in de nabuurschap, maar trokken ook door menige schoone landstreek, waar de aandacht voortdurend werd bezig gehouden door sierlijke rietvelden, rijzige kokosnotenboomen, de met lange bladen voorziene plantanen, het suikerriet, de papaya, de groene rijstvelden, waarbij zich verscheidene personen bezig hielden met visschen – en wie weet wat er, als de velden droog zijn, van de visch wordt, die zich altijd weder vertoont als eene irrigatie heeft plaats gehad? – en die schoone verscheidenheid en pracht van tropisch gewas, – die rijke en heerlijke vruchten en bladen, wier beschouwing het oog nooit verzadigt. Op zulke tooneelen zou zelfs een Claudius met verrukking neêrzien en waarlijk de kunstenaar moet zeer hoog staan, die zulk een coloriet behoorlijk kon vereeuwigen. En als dan de zon ondergaat en de hemel kleurt op eene wijze, zooals men in gematigde luchtstreken nooit aanschouwt, dan vertoont het luchtruim een grootsch, schitterend en tevens ontzagwekkend schouwspel. In bijna ieder dorp vindt men eenige woningen, die beter en grooter zijn dan de overige en door de inlandsche autoriteiten of lieden van gemengd ras (meestal van Chinesche afkomst) bewoond worden, die den Indiaan aan de Europesche bevolking doet naderen. De eerste verdieping van een huis is meestal hooger dan de grond; men komt er met een’ ladder in. De zoldering, de vloer en het voornaamste houtwerk bestaat uit bamboes; de muren en het dak uit nipa-palm. Eenige matten, een tafel, een paar ruwe stoelen, eenig potten- en aardewerk, schilderijen met heiligen als beelden, eene lamp en eenige kleine gereedschappen, maken het huisraad uit en terwijl de kinderen achter het huis of in den tuin spelen en de vrouw voor de huishouding zorgt, ziet men den heer des huizes gewoonlijk met zijn strijdhaan onder den arm, of over de dapperheid van den gallo spreken, terwijl hij de gallinas wacht.
De meer aanzienlijke huizen in Manilla zijn gewoonlijk regthoekig gebouwd; in het midden bevindt zich een hof, dat omringd is door winkels, magazijnen, stallen en meer; de familie bewoont de eerste verdieping. Aan de zijde van de straat bevindt zich een corridor, waarop de verschillende vertrekken uitkomen, terwijl er overal eene gallerij is, die het uitzigt in den patio (hof) geeft. In al de kamers zijn schuine vensters, wier kleine ruitjes het daglicht door half doorschijnende oesterschelpen laten doordringen; men heeft ook jalousiën voor de ventilatie en de zonnestralen. De keuken is gewoonlijk afgezonderd van de woning. Eene groote regenbak in den patio bevat het water, dat in den regentijd van het dak komt, terwijl de platte-forme van den regenbak meestal met bloeijende planten en vruchten is bedekt. De eerste en eenige vloer rust op pilaren, terwijl geene hooge huizen gebouwd worden uit vrees voor aardbevingen. Het dak is gewoonlijk uit roode pannen zamengesteld.
De vertrekken, die voor het tropisch klimaat zijn ingerigt, zijn ruim, terwijl er menige Europesche mode is ingevoerd: de muren zijn met beschilderd papier bedekt, aan de zoldering hangen verscheidene lampen; men vindt er Chinesche vuurschermen, porseleinen vazen met natuurlijke of kunstmatige bloemen, spiegels, tafels, sofa’s en armstoelen, zooals men die in Europesche hoofdsteden ziet, doch de groote kamers zijn niet met overtollige meubelen opgevuld. Vloerkleeden zijn zeldzaam, – haarden nog zeldzamer.
Onder de Europeanen worden de gewoonten van het Europesche leven door het klimaat eenigzins gewijzigd, maar het scheen mij toe dat de Spanjaarden meerdere karaktertrekken van het oude Spanje bezaten, dan men nu op het schiereiland zelf zou vinden. In mijne jeugd heb ik meermalen voor zeker hooren verhalen dat Don Quixote of Gil Blas niet alleen beelden van het verledene, maar ook getrouwe portretten van de Spanjaarden waren, waaronder ik mij bevond. Spanje was toen zeker nog niet geëuropeaniseerd; maar een tijdverloop van vijftig jaren, een vijftigjarig toegenomen en toenemend verkeer met de overige landen der wereld heeft de oude nationaliteit uitgewischt en in de plaats daarvan zijn Europesche modes, gebruiken en denkbeelden gekomen en onder de hooge en middenklassen van de Spaansche maatschappij doorgedrongen, ja zelfs afgedaald en verspreid geworden onder de lagere klasse der bevolking, wanneer men daarvan die uit de afgelegen landdistricten uitzondert. Tegenwoordig kan men den aristocratischen en hooggeboren Spanjaard niet meer van zijns gelijken in andere landen onderscheiden. Bij de lagere klassen intusschen en de geestelijkheid, is de indruk van het voorledene bijna geheel blijven bestaan. Vreemdelingen van naburige natiën, vooral Engelschen en Amerikanen hebben die gemakken en weelde ingevoerd, welke in zekere mate door de voorname Spanjaarden van Manilla zijn overgenomen; en de eerlijke, gastvrije en vrijzinnige aard, die men onder de groote kooplieden van het Oosten vindt, hebben hun een naam gegeven onder de Spaansche kolonisten en inlandsche landbouwers. Over het algemeen zag ik veel wellevendheid heerschen; ik vond een vriendschappelijk verkeer, waar ik dit zocht, terwijl de grenspalen tusschen rangen en klassen hier minder afgebakend waren, dan in de meeste Oostersche landen. Ik heb aan eene en dezelfde tafel een Spanjaard, een mesties en een Indiaan, een priester, een burger en een soldaat zien zitten. Ongetwijfeld vormt gelijkheid van godsdienst een band tusschen allen, maar voor dengene die de vervreemding en onderlinge afkeer van casten in verschillende deelen der Oostersche wereld heeft nagegaan – casten, die groote maatschappelijke vloek – biedt het gemengde en vrije verkeer van mannen met mannen in de Philippijnen een contrast, dat wel der bewondering waard is. Mallat geeft op de volgende wijze zijn enthousiasme te kennen over Manilla: «verrukkende stad!» – roept hij uit – «in u vindt men goedheid, vriendschap, opregte, edele gastvrijheid, – die deugd welke het huis van onzen buurman