Voorbestemd. Морган РайсЧитать онлайн книгу.
meute.
Caitlin besloot op het vasteland te landen, ver van het eiland. Ze zag enorme boten vol mensen die richting het vasteland leken te gaan, en ze bedacht dat dat de beste eindhalte voor haar vlucht was. De boten zouden haar tenminste naar het hart van de stad brengen.
Caitlin landde onopvallend achter een boomgaard in het binnenland, niet ver van de boten. Ze zette Rose neer, die onmiddellijk naar het dichtstbijzijnde bosje rende om haar behoeften te doen. Toen ze klaar was keek Rose op naar Caitlin en begon ze te janken. Caitlin zag in haar ogen dat ze honger had. Ze leed met haar mee: zij had ook honger.
Het vliegen had haar uitgeput en Caitlin besefte dat ze nog niet volledig was hersteld. Ze besefte ook dat ze honger had gekregen. Ze wilde zich voeden. En niet met menselijk voedsel.
Ze keek rond, maar zag geen enkel hert in zicht. Er was geen tijd om te zoeken. Er klonk een luid gefluit van de boot, die zich klaarmaakte voor vertrek. Zij en Rose zouden moeten wachten en het later uitvogelen.
Caitlin voelde een steek van heimwee; ze miste de veiligheid en het gemak van Pollepel, en het aan Calebs zijde staan, die haar leerde hoe ze moest jagen en die haar begeleidde. Aan zijn zijde voelde ze altijd dat alles goed zou komen. Nu ze op zichzelf was, wist ze dat niet meer zo zeker.
Caitlin liep met Rose aan haar zijde naar de dichtstbijzijnde boot. Het was een grote zeilboot die met een lang touw aan de kade vastlag. Ze keek omhoog en zag dat hij helemaal vol stond met mensen. De laatste passagiers liepen de loopplank op en Caitlin haastte zich met Rose naar de plank voor die weg zou worden gehaald.
Maar ze werd verrast door een grote, vlezige hand die hard tegen haar borst sloeg om haar tegen te houden.
“Kaartje?” klonk een stem.
Caitlin keek om en zag een grote, gespierde man op haar neerkijken. Hij was lomp en ongeschoren, en zelfs van hier kon ze hem ruiken.
Caitlins woede kwam weer op. Ze was al gespannen door het niet eten, en ze haatte de hand die haar tegenhield.
“Heb ik niet,” snauwde Caitlin. “Kun je ons niet gewoon doorlaten?”
De man schudde strak zijn hoofd en draaide zich om. “Geen kaartje, geen rit,” zei hij.
Haar woede groeide nog een maatje groter en ze dwong zichzelf aan Aiden te denken. Wat zou hij tegen haar zeggen? Adem diep in. Ontspan je. Gebruik je hoofd, niet je lichaam. Hij zou haar hebben herinnerd dat zij sterker was dan dit mens. Hij zou haar zeggen zich op zichzelf te focussen. Zich te concentreren. Haar innerlijke talenten te gebruiken.
Ze sloot haar ogen en probeerde zich op haar ademhaling te concentreren. Ze probeerde haar gedachten op deze man te richten.
Je zult ons op deze boot laten, droeg ze hem op. Zonder dat wij je betalen.
Caitlin opende haar ogen en verwachtte dat hij haar de overtocht zou aanbieden. Maar tot haar ergernis deed hij dat niet. Hij negeerde haar en was bezig de laatste touwen los te maken.
Het werkte niet. Of ze was haar wilsdwangkrachten kwijt, of ze waren nog niet helemaal terug. Of misschien was ze gewoon te afgeleid, niet geconcentreerd genoeg.
Plotseling herinnerde ze zich iets. Haar zakken. Ze voelde er snel in en vroeg zich af of ze iets had meegenomen uit de 21e eeuw, en zo ja: wat. Ze vond iets en was opgelucht toen ze zag dat het een briefje van 20 dollar was.
“Hier,” zei ze, en ze gaf het aan hem.
Hij nam het aan, verfrommelde het, bracht het omhoog en bekeek het.
“Wat is dit?” vroeg hij. “Ik ken dit niet.”
“Het is een briefje van twintig,” legde Caitlin uit, maar nog terwijl ze die woorden uitsprak, besefte ze hoe dom ze klonk. Natuurlijk. Hoe zou hij dit kúnnen kennen? Het was Amerikaans. En het zou nog een jaar of tweehonderd niet bestaan.
Met een steek van angst besefte Caitlin plotseling dat al het geld dat ze had nutteloos zou zijn.
“Rommel,” zei hij, en hij duwde het briefje terug in haar hand.
Caitlin keek om en voelde nog een angststeek toen ze zag dat ze de touwen losmaakten en dat de boot op het punt stond te vertrekken. Ze dacht snel, reikte opnieuw in haar zakken en haalde wat kleingeld tevoorschijn. Ze keek omlaag, zag een kwartje en gaf het aan hem.
Hier was hij meer in geïnteresseerd, en hij hield het tegen het licht. Maar hij was nog steeds niet overtuigd.
Hij duwde het terug in haar hand.
“Kom maar terug met echt geld,” zei hij; toen hij naar Rose keek, voegde hij toe: “en verboden voor honden.”
Caitlins gedachten schoten naar Caleb. Misschien was hij daar, net buiten haar bereikt, op het eiland Venetië, slechts een boottocht van haar verwijderd. Ze was woedend dat deze man haar bij hem weghield. Ze hád echt geld, maar alleen niet zíjn geld. En daarbij: de boot zag er nauwelijks zeewaardig uit, en er stonden honderden mensen op. Maakte één kaartje echt zoveel verschil? Het was gewoon niet eerlijk.
Toen hij het geld in Caitlins handpalm legde, greep hij plotseling haar pols met zijn grote, zweterige handen. Hij staarde vuil naar haar en er verscheen een brede, scheve glimlach op zijn gezicht, waardoor zichtbaar werd dat hij enkele tanden miste. Ze rook zijn slechte adem.
“Als je geen geld hebt, betaal je maar op een andere manier,”zei hij, en zijn smerige glimlach verbreedde. Hij raakte met zijn andere hand haar wang aan.
Caitlins reflexen kwamen in actie, en ze sloeg automatisch zijn hand hard weg en trok haar pols uit zijn greep. Ze werd verrast door haar eigen kracht.
Hij keek haar aan, blijkbaar geschokt dat zo’n klein meisje zoveel kracht kon bezitten, en zijn glimlach veranderde in een verontwaardigde frons. Hij rochelde en spoog recht naar haar voeten. Caitlin keek omlaag en zag zijn fluim tot haar afschuw op haar schoenen landen.
“Mazzel ik jou niet in stukken hakken,” gromde hij en hij draaide zich abrupt om en ging verder met het losmaken van de touwen.
Caitlin voelde haar wangen rood worden toen de razernij haar overviel. Waren mannen dan overal hetzelfde? In elke tijd en op elke plek? Was dit wat ze moest verwachten van de behandeling van vrouwen in deze tijd? Ze dacht aan alle andere vrouwen, aan alles dat zij in deze tijd moesten verduren, en ze voelde haar woede groeien. Ze had het idee dat ze voor hen allemaal moest opkomen.
Hij stond nog steeds voorovergebogen touwen los te maken, en ze trapte hem snel en hard tegen zijn achterste. Door de trap vloog hij over de pier en vloog hij vijf meter omlaag, met zijn hoofd vooruit het water in. Hij landde met een luide plons.
Caitlin rende snel naar het touw met Rose aan haar zijde, en baande zich een weg naar het enorme zeilschip vol mensen.
Het was zo snel gebeurd dat ze hoopte dat niemand het had gezien. Dat leek inderdaad het geval, want de bemanning trok de loopplank in en het schip begon te varen.
Caitlin haastte zich naar de rand en keek omlaag. Ze zag hem spartelen in het water, en hij schudde zijn vuist naar de boot.
“Stop boot! Stop boot!” schreeuwde de man.
Zijn kreten werden echter overstemd doordat honderden opgewonden passagiers juichten dat de boot eindelijk vertrok.
Een van de bemanningsleden zag hem en rende naar de zijkant van de boot; hij volgde de vinger van de andere man, die naar Caitlin wees.
Caitlin wachtte niet af wat er zou gebeuren. Ze dook snel de dichte menigte in met Rose aan haar zijde, en schoot verschillende kanten op tot ze diep in de menigte stond, ergens in het midden van de boot. Ze duwde zich nog dieper de menigte in, bleef bewegen. Er waren honderden mensen in een kleine ruimte samengepakt, en ze hoopte dat ze haar of Rose niet zouden zien.
Binnen enkele minuten ging de boot in volle vaart. Na een tijdje haalde Caitlin opgelucht adem. Ze besefte dat er niemand achter haar aan kwam, of dat ze zelfs maar naar haar zochten, voor zover zij kon zien.
Ze begon zich kalmer een weg door de menigte te banen, en liep naar de andere kant van de boot, met Rose nog altijd naast zich. Uiteindelijk wist ze er te komen, wrong ze zich een weg naar de overvolle reling,