Raji: Boek Drie. Charley BrindleyЧитать онлайн книгу.
haar te vertellen dat je een vrouw bent."
"Je vergat dat?"
Ik maakte een hulpeloos gebaar.
"Fuse, soms verbaast het me dat je in je eentje kan functioneren, zonder de begeleiding van een volwassene."
"Mij ook. Wat moet ik doen?"
"Mijn vriend, jij bent een erg intelligente man, maar tegelijk ook een complete idioot." Ze gaf me haar jurk aan de kapstok en gebaarde dat ik hem in de kast moest hangen.
"Oké, maar wat moet ik nu doen?" Ik hing haar jurk aan de roede naast mijn gewaad.
"Blijf hier. Ik wil niet dat je nog meer kwaad doet. Begrijp je me?"
"Ik blijf hier tot je terugkomt."
Meer dan twee uur lang was ik aan het ijsberen. Precies drieëntwintig stappen van de deur tot de grote ramen en drieëntwintig stappen terug naar de deur. Ik probeerde een boek te lezen, maar kon me niet concentreren. Ik stond op het balkon en telde de mensen beneden. Ik scheerde me twee keer en sneed me drie keer. Ik trok een ander hemd aan, blonk mijn schoenen op en dan, in mijn glanzende, zwarte, lederen schoenen met spitse neus mat ik de afstand tot de ramen nog een paar keer. De drieëntwintig stappen weken nooit een centimeter af.
Eindelijk hoorde ik vrouwen lachen in de gang en dan ging mijn deur open. Raji en Kayin kwamen de kamer binnen, arm in arm en nog steeds lachend. Waarschijnlijk met mij. Het kon me niet schelen - het klonk hemels.
Kayin gaf me een strenge blik en kuste me dan. "Waarom," vroeg ze, "heb je me niet verteld dat Raji een vrouw was?"
"Zoals mijn beste maatje," ik gebaarde naar Raji, "me al ettelijke keren gezegd heeft, ben ik een domkop."
“Ja, dat klopt," zeiden ze in koor.
Raji nam een van de stoelen en Kayin en ik gingen op de sofa zitten.
"Hebben jullie het voorbije tweeënhalf uur over mij gepraat?" vroeg ik.
"Nee, gekkie," zei Raji. "Dat heeft maar vijf minuten geduurd."
Kayin lachte. "Daarna hebben we lekker lang gepraat over India, Birma en hoe we de Britten uit onze huizen kunnen schoppen."
Raji friste zich op en kleedde zich om en toen nam ik beide dames mee voor een heerlijk diner in een klein restaurantje met zicht op de haven. Tegen het einde van het diner schonk ik een klein beetje wijn in hun glas.
"Raji," zei ik, "je krijgt de kamer helemaal voor jezelf vanavond."
Kayin en Raji keken naar elkaar en lachten dan.
"Wat?" vroeg ik.
"Ik heb al een kamer voor mij alleen," zei Raji. "Op de vierde verdieping van het hotel."
"We hebben dat al geregeld," zei Kayin, "voor we naar je kamer kwamen."
* * * * *
De derde avond nadat Raji was aangekomen, wachtten zij en ik op Kayin tot haar shift aan de balie erop zat en ze met ons mee kon. Ondertussen bekeken we de kaart van de vallei van de Irrawaddyrivier en besloten toch niet naar de Chinese grens te reizen. Ik wilde nog een tijdje in Mandalay blijven en Raji begreep mijn gevoelens, maar wist niet goed wat ze zelf wilde doen. Alleen verder reizen trok haar echt niet aan.
"Hoe gaat het met je tennis?" vroeg ik.
"Zwijg..." Raji wierp me een veelzeggende blik toe en rolde met haar ogen. "Tennis... Panyan Maidan weet niet eens hoe je een racket vasthoudt. Ik moest die kerel meerdere keren bij de hand nemen om hem te tonen waar hij moest staan om te serveren. En dan, vorige donderdagavond, toen hij me meenam naar het theehuis van de Radha Bazaar in de Baneejistraat liet hij van zijn tong rollen, of misschien zei hij het met opzet, dat de bruidsschat die mijn moeder beloofd had misschien niet genoeg zou zijn. Ik stikte bijna in mijn curry. En dan wilde ik hem verstikken, en mijn moeder."
"Bedoel je nu," zei ik, "dat je moeder hem al een bruidsschat beloofd had én dat je met hem zou trouwen voor we hem ontmoetten die eerste avond?"
"En hij had het lef me te vertellen dat de bruidsschat niet genoeg was."
Ik kon mijn lach niet inhouden. "Wat heb je dan gedaan?"
"Ik zei tegen die verwaande kwast dat ik niet met hem zou trouwen ook al betaalde zijn moeder een bruidsschat aan mij."
Ik lachte.
"En daarna heb ik mijn moeder precies verteld hoe ik over haar dacht terwijl ik mijn koffer pakte en naar Mandalay vertrok."
"Toen hij aan ons werd voorgesteld," zei ik, "dacht ik dat hij een rijke heer was."
"Ja en een architect. Weet je nog dat hij zei dat hij gebouwen tekende, maar het bouwen zelf overliet aan vaklui?"
"Ja, dat herinner ik me."
"Hij tekent inderdaad gebouwen. Hij is een straatkunstenaar en arm bovendien. En zijn zogenaamde club is het stadspark waar we een uur moesten wachten tot er een tennisbaan vrij was."
"Zal je moeder het dan nooit leren?" Ik haalde mijn pijp uit mijn binnenzak en begon hem te vullen met tabak.
"Zal ik het dan nooit leren, bedoel je. En sinds wanneer rook jij een pijp?"
Ik stak een lucifer aan en trok aan de pijp. "Vorige week." Ik ging naar de telefoon in de gang om roomservice thee en koffie te vragen. De ober met avonddienst bracht het gevraagde naar mijn kamer en een paar minuten later kwam Kayin binnen, gevolgd door een man.
"Mag ik jullie iemand voorstellen?” vroeg ze aan Raji en mij. Ik denk niet dat Raji erop gelet had, maar ik dacht dat ik Kayins stem lichtjes hoorde trillen.
We gingen staan om hem te begroeten. Hij was niet gekleed in de traditionele Birmaanse klederdracht, maar droeg een grijs pak in westerse stijl dat mooi gemaakt was, maar niet duur was geweest. Zijn houding was kaarsrecht, zijn voorkomen leek wel militair, en hij was langer dan de meeste Birmaanse mannen. Ik schatte hem achter in de twintig. De voorste rand van zijn zwarte hoed was neer gevouwen waardoor hij weggelopen leek te zijn uit een Charlie Chanfilm.
"Dit is majoor Kala-Byan," zei Kayin.
Hij nam zijn hoed af, zette een stap naar voor, nam Raji's hand en maakte een lichte buiging. Daarna gaf hij mij een stevige handdruk. "Heel fijn u te ontmoeten, Mr. Fusilier." Zijn Engels was goed en klonk erg Brits.
"Blij u te ontmoeten, majoor. Bent u lid van de Burma Rifles?" Ik wist dat veel Birmaanse mannen lid waren van die eenheid van het Britse leger, maar ik had nog nooit gehoord dat ze tot officier gepromoveerd werden.
Ik zag dat hij kwaad werd en bijna een snelle reactie gaf, maar dan hield hij zich in. "Nee, mijnheer," zei hij traag. "Ik ben geen lid van de Burma Rifles."
Kayin had ook de reactie van de majoor gezien. "Majoor Kala-Byan is lid van de Birmaanse Beweging voor Onafhankelijkheid."
De blik in Kayins ogen terwijl ze de majoor aankeek, verraste me. Het was niet echt bewondering, maar eerder trots, als een moeder die haar zoon ziet scoren tijdens een voetbalwedstrijd.
“Ik snap het,” zei ik, hoewel ik het helemaal niet snapte. Waarom had Kayin een man van het verzet meegebracht naar ons? En hoe kende ze hem?
"Wilt u een kopje thee?" vroeg Raji aan de majoor terwijl ik teken deed dat hij op de sofa mocht zitten.
"Dank u," zei hij en hij legde zijn hoed op de sofa en gluurde even naar de koffiekan. "Maar ik drink liever koffie."
Wel, dacht ik, hij houdt tenminste van koffie. Het was de eerste keer dat ik iemand ontmoette in het Oosten die koffie vroeg.
De majoor zat in het midden van de sofa en Kayin ging op het uiteinde zitten en leunde naar mij over. Terwijl Raji koffie voor hem uitschonk, ging ik achterover zitten op mijn stoel.
"U en Miss Devaki hebben geneeskunde gestudeerd aan de Theodore Rooseveltuniversiteit in Richmond, Virginia," zei de majoor terwijl hij het kopje en schoteltje aanvaardde van Raji en er wat melk in schonk uit het kannetje dat op het dienblad stond.
Hoewel