Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden. Bowring JohnЧитать онлайн книгу.
in politieke gevoelens en geen anderen titel te zullen erkennen als dien van Español y Caballero (Spanjaard en man van eer).» Sedert is Ramon Montero Gouverneur ad interim geweest en wel in 1853, 1854 en 1856. De markies van Novaliches kwam in 1854 aan het bestuur, doch regeerde slechts ongeveer 8 maanden. Don Manuel Crespo kwam in November 1854 en de tegenwoordige Gouverneur-Generaal, Don Fernando de Norzagaray, den 9den Maart 1857 aan.
Het is opmerkenswaardig, dat gedurende den tijd dat 78 Gouverneurs aan het bestuur waren, slechts 22 aartsbisschoppen elkander hebben afgewisseld, zoodat het gemiddelde tijdperk van het burgerlijk bestuur vier jaren, dat van het geestelijke bewind elf en een half jaar bedroeg.
HOOFDSTUK IV.
AARDRIJKSKUNDE, KLIMAAT, ENZ
De algemeen aangenomen theorie omtrent de vorming van de Philippijnen is, dat zij allen deel uitmaakten van een uitgestrekt primitief vasteland, dat door eene omwenteling in de natuur werd doorgebroken, en dat deze eilanden de verspreide stukken van dat vasteland zijn. Buzeta onderstelt dat de overige eilanden van Luzon werden losgerukt.6
De Indianen hebben eene traditie, volgens welke de aarde op de schouders zou zijn gedragen door een reus, die vermoeid geworden door zijnen zwaren last, haar in den oceaan wierp, waardoor niets boven water bleef dan de bergen, die tot eilanden werden tot heil van het menschdom.
Ik stel mij niet voor eene uitgebreide geographische beschrijving van de Philippijnsche eilanden te geven. Uit de twee lijvige deelen van Buzeta leert men de kleinste bijzonderheden kennen, waardoor ik met de verschillende localiteiten ben bekend geworden. De feiten, die ik in den loop van mijne persoonlijke opmerkingen verzameld heb, betreffen voornamelijk de eilanden Luzon, Panay en Mindanao. De meer algemeene berigten zijn ontleend aan Spaansche autoriteiten op de plaats zelve of heb ik gevonden in Spaansche boeken, door mij geraadpleegd. Ik kan niet vermoeden dat men het tegenwoordige werk als compleet of volledig zal beschouwen, doch het zal althans eenigzins de kennis kunnen vermeerderen, die men reeds van deze streken heeft.
De uitgestrektheid van den Philippijnschen Archipel bedraagt ongeveer 300 mijlen van het noorden tot het zuiden en 180 van het oosten tot het westen. Hij omvat een ontelbaar aantal eilanden, waarvan de meeste groote eene Spaansche of mestizen bevolking hebben. Eene reeks onregelmatige bergen loopt midden door allen. Die, welke als de Caraballos in Luzon bekend zijn, worden door onafhankelijke stammen van afgoden dienende Indianen bewoond en strekken zich tot ongeveer 60 mijlen uit. Verscheidene groote rivieren ontspringen in de Caraballos. Aan den kruin van den berg Cabunian, die zeer moeijelijk te beklimmen is, bevindt zich een graf dat door de heidensche Igorottes wordt vereerd. Op verscheidene eilanden vindt men groote meeren, waarvan sommige gedurende den regenmousson zeer uitgestrekt worden. Deze overstroomingen zijn natuurlijk voordeelig voor het gewas, daar zij groote plekken land vruchtbaar maken. Mindanao, hetgeen «man van het meer» beteekent, ontleent zijn’ Indischen naam aan het tal binnenwateren, even als de benaming la Laguna door de Spanjaarden is aangenomen ter aanduiding van de provincie, die aan het meer of de baai grenst. In het laatste district vindt men vele minerale en warme bronnen, waaruit eene der gemeenten den naam van Los Banos (de baden) heeft verkregen. Een dezer bronnen heeft op de plaats waar zij ontspringt eene temperatuur van 67° Reaumur. Zij worden dikwijls bezocht door de inwoners van Manilla. In de gemeente Mainit heeft men ook warme bronnen.
Het klimaat van de Philippijnen onderscheidt zich weinig van dat van de meeste andere tropische streken in het Oosten. Het wordt in een Spaansch spreekwoord aldus beschreven:
Seis meses de polvo,
Seis meses de lodo,
Seis meses de todo,
dat is: «zes maanden stof, zes maanden modder, zes maanden van alles», ofschoon men mag aannemen dat het regensaizoen een half en het drooge jaargetijde mede een half jaar duurt. Intusschen heeft men, zooals het versje zegt, menige maand van onzekerheid, waarin de vocht het gewone drooge saizoen vervangt en zoo omgekeerd. Van Junij tot November echter is het land overstroomd, zijn de wegen grootendeels onbegaanbaar en is het reizen in het binnenland moeijelijk en onaangenaam. Zelfs in de maand December vonden wij in verschillende districten van Luzon, zooals wij vroeger hebben medegedeeld, plaatsen, waarin men de rijtuigen moest verlaten en de dragers van den palanquin tot hunne enkels in den modder zakten, even als andere plaatsen waar wij ons genoodzaakt zagen een nieuwen weg door de bosschen te banen. De hitte is te drukkend om op het midden van den dag eenig vermoeijend werk te verrigten, zoodat de siesta gewoonlijk van 1 tot 3 ure plaats heeft; vóór en na dien tijd worden bezoeken afgelegd en zaken gedaan. De aangename avondtijd levert intusschen gezellig verkeer op. De voornaamste lieden hebben hunne tertulias, waarop gasten van 8½ tot ongeveer 11 ure welkom zijn.
Het verschil in de warmte bedraagt zelden meer dan 10° Reaumur; het maximum der hitte is 28° à 29°, het minimum 18° à 19°. Winterkleederen zijn bijna nergens noodig.
Het verschil tusschen den kortsten en langsten dag is 1 uur 47 min. 12 sec. Den 20sten Junij gaat de zon te Manilla op ten 5 uur 33 min. 12 sec. en gaat ten 6 uur 26 min. 48 sec. onder; den 20 December gaat zij ten 6 uur 26 min. 48 sec. op en ten 5 uur 33 min. 12 sec. onder.
De regen valt te Manilla minstens 84 duim en op zijn meest 114. Hagelbuijen zijn zeldzaam. Geen berg is hoog genoeg om een «sneeuwkruin» te vertoonen; de hoogste, Banaho, verheft zich 6 à 7,000 voet boven de oppervlakte van de zee.
Even als alle andere tropische klimaten worden ook de Philippijnen door de gewone rampen bezocht, die de woeste elementen aanbrengen om die linie, welke de gordel der wereld wordt genoemd. Hevige orkanen brengen vreesselijke verwoestingen aan; typhons bedekken de kusten met wrakken; rivieroverstroomingen en buitengewone regens vernielen de producten der aarde, terwijl langdurige droogten even noodlottig zijn voor den landbouw en zoo vaak de hoop van zoovele gezinnen teleurstellen. Aardbevingen doen het land schudden, werpen de sterkste gebouwen omver en vernielen menschelijk werk; vulcanische bergen overstroomen de aarde met hunne stroomen brandend lava. Zwermen sprinkhanen verslinden dikwijls al wat groen is op den grond en epidemische ziekten slepen zeer vele duizenden ten grave. Ook de verwoestingen, die door brand veroorzaakt worden, zijn dikwijls niet minder vreesselijk, omdat het grootste gedeelte der huizen van ontvlambare stoffen zijn gebouwd. Wanneer zulk een ongeluk plaats grijpt, verspreidt het zich dan ook met verwonderlijke snelheid en daar hier geene genoegzame middelen van blussching zijn, wordt daarbij meermalen eene geheele bevolking van huis en have beroofd.
Vooral gedurende de afwisseling der moussons zijn de stormen dikwijls schrikbarend en gaan zij vergezeld van zeer hevige regens, bliksem en donder. Wanneer dit ’s nachts plaats heeft, wordt de duisternis nog grooter. Menigeen verliest zijn leven door een bliksemstraal die hem treft, en huizen worden dikwijls door de hevige stroomen weggerukt.
Bagyo is de Indische benaming voor orkaan. Deze hevige uitbarstingen worden gewoonlijk ’s morgens aangekondigd door een dunnen rookenden mist, die zich op de bergen vertoont; deze pakt zich zamen, verduistert, vereenigt zich eindelijk in dikke wolken en breekt, vóórdat de dag nog verloopen is, in al zijne hevigheid en vernielingskracht uit, zoodat hij 1½ à 2 uren blijft voortwoeden. De heer de Gentil zegt dat in de heete luchtstreek de wolken, die de meest vernielende orkanen te weeg brengen, zich niet hooger dan 400 ellen loodregt verheffen.
De grootste der vulkanen is de Mayon in Luzon. Hij heeft den vorm van een suikerbrood en volkomen als een kegel. Zijn basis beslaat verscheidene mijlen in de provinciën Albay en Camarines en hij is een der meest uitstekende voorwerpen en landteekenen, die men uit de zee kan zien. Er stijgt voortdurend rook uit op, die wel eens van vlammen vergezeld gaat, terwijl het onderaardsche gerommel dikwijls op een’ afstand van verscheidene mijlen hoorbaar is. Het land in den omtrek is met zand en steenen bedekt, die de krater op verschillende tijden uitgebraakt heeft. De Alcalde heeft eene beschrijving gemaakt van eene in 1767 plaats gehad hebbende uitbarsting, die tien dagen duurde, gedurende welken tijd een rookzuil, wiens basis ongeveer 40 voet in middellijn was, opsteeg; eene lava rivier werd gedurende twee maanden op eene breedte van 120 voet uitgestort. Groote schade werd daarbij aan de naburige dorpen toegebragt. De lavastroom werd omstreeks eene maand later door ontzaggelijke waterstortingen gevolgd, die of de beddingen van de bestaande rivieren uitbreidden of nieuwe kanalen vormden in hun stroomen naar de zee. De stad Malinao werd
6
Diccionario geográfico, estadístico, histórico de las Islas Filipinas. 2 vols. Madrid, 1850.