Een Bezoek aan de Philippijnsche Eilanden. Bowring JohnЧитать онлайн книгу.
dit gezag in hunne eigen personen. Beiden beschikken in hunne provinciën over het militaire gezag en hebben het toezigt over de inning der inkomsten, onder verantwoordelijkheid aan den algemeenen administrateur der belastingen.
De provinciën zijn verdeeld in pueblos (steden of dorpen); aan het hoofd van elk staat een inlandsche Indiaan of mesties, die gobernadorcillo (verkleinwoord van Gouverneur) wordt genoemd. Hij wordt in de uitoefening zijner functiën bijgestaan door inlandsche luitenants en alguacils, wier aantal van de hoegrootheid der bevolking afhangt. Dit ligchaam, dat, als het verzameld is, de principalia van de pueblo wordt genoemd, beslecht alle kleine geschillen van politie of burgerlijke kwestiën tusschen de inlanders waar het de regten van personen en eigendommen geldt. In districten waar de Chinezen of hunne afstammelingen in vrij grooten getale zich bevinden (waar zij onder den naam van Sangleyes bekend zijn) staat men deze toe, onder bijzondere magtiging van het Gouvernement principalia uit hun midden te kiezen, die aan hun Indische regtspraak niet onderworpen zijn. Deze principalia zijn waarlijk door ’t volk gekozen overheidspersonen en zijn er vooral belast met de geestelijkheid in alle zaken te assisteren die op de openbare eeredienst en de geestelijke magt betrekking hebben. Zij beslissen kwestiën, die tot twee taïls goud of 44 zilveren dollars bedragen. Zij trachten licht te verspreiden over criminele zaken, wier behandeling aan het provinciale opperhoofd zijn opgedragen; werken mede tot inzameling van de koninklijke inkomsten, kondigen de bevelen van het Gouvernement onder het volk af en mogen eene geringe doch bepaalde belasting heffen ten einde hunne waardigheid op te houden.
Behalve deze, heeft men in iedere pueblo zekere beambten, die Cabezas (hoofden) de Barangay worden genoemd. Een barangay is eene verzameling van de hoofden van familiën of van personen die belasting betalen; het aantal dezer lieden bedraagt gewoonlijk 40 à 50. Deze staan onder speciaal toezigt van den cabeza, die in hun midden moet wonen en onder borgtogt, de aan den Staat verschuldigde belastingen moet innen. Hem is opgedragen geschillen te vereffenen en vrede en rust te bewaren, de verschillende posten onder de leden van den barangay te verdeelen en de belastingen op te zamelen om den gobernadorcillo of diens plaatsvervanger te betalen. De cabeza’s worden tevens als de procuradores of regtsgeleerden van deze kleine gemeenten beschouwd.
Er bestaat bijna geen twijfel dat de benoeming in vroegere tijden erfelijk was en er zijn zelfs nog plaatsen waar het erfregt wordt gehandhaafd. Over het algemeen echter heeft eene verkiezing plaats, en wanneer eene vacature ontstaat, stelt de gobernadorcillo met de andere cabeza’s een kandidaat aan de opperste magt voor; hetzelfde geschiedt wanneer de vermeerderde bevolking de benoeming van een nieuwen cabeza noodzakelijk maakt. De cabeza’s, hunne vrouwen en eerstgeborenen, die mede de belastingen moeten innen, zijn zelve van de betaling daarvan vrij.
In sommige provinciën worden de cabeza’s slechts voor drie jaren gekozen, waarna zij deel uitmaken van de principalia en den titel van Don erlangen. Ik herinner mij dat op eene plaats waar de principalia, die hare hulde kwam aanbieden, uit meer dan 70 personen bestond. Het Gouvernement klaagt over het toenemend aantal van die lieden, die van het betalen van belasting verschoond zijn, en ik meen dat men thans maatregelen beraamt om het privilegie eenigermate te beperken.
De verkiezing van den gobernadorcillo heeft jaarlijks op den 1sten April plaats. Er heerscht dan meestal een buitengewone drukte, daar men allerwege naar dit ambt haakt, dat wezenlijk gewigtig, populair en invloedrijk is. Drie kandidaten worden gesteld, waarvan een reeds de betrekking van gobernadorcillo moet bekleed hebben, en aan het oordeel van het Gouvernement onderworpen op of vóór den 15 Mei, terwijl de nieuw benoemde den 1sten Junij in functie treedt. Er heeft intusschen wel eens eene verandering van den datum plaats, daar waar, zooals in de tabaksdistricten, het tijdstip der verkiezing op dat van den oogst valt.
Het hoofd der provincie leidt gewoonlijk de verkiezingen, en de voornaamste geestelijke wordt hiertoe mede uitgenoodigd. Bij hunne afwezigheid, kan een inlandsche Spanjaard door de opperste magt daartoe aangewezen worden.
Voor iedere pueblo zijn 13 kiezers – de gobernadorcillo en 12 inwoners – waarvan de helft de laatstgenoemde betrekking moet hebben bekleed en cabezas moeten geweest zijn, terwijl de andere helft in de uitoefening dezer functiën is; zij moeten tevens erkende goede middelen van bestaan hebben; bedienden worden uitgesloten en ook diegenen welke tot criminele straffen zijn veroordeeld.
Voorts wordt vereischt dat de gobernadorcillo een inlandsche Indiaan of mestizo is, een inwoner van de plaats waar hij fungeert en boven de 25 jaren oud; dat hij de ondergeschikte posten van luitenant of cabeza bekleed heeft; dat zijne boeken in orde zijn en hij geen land in eigendom van de gemeente of geen monopolie (estanco) van het Gouvernement heeft. Gelijke voorwaarden bestaan voor den 1sten luitenant en de voornaamste (inlandsche) magistraten, die ter beslissing van kwestiën benoemd worden aangaande het zaaijen, de politie en het vee. Deze magistraatspersonen moeten den rang van gobernadorcillo bekleed hebben. Wat betreft de mindere regterlijke ambtenaren en hunne assistenten, maakt de gobernadorcillo, voordat hij zijne functiën nederlegt, eene lijst op die aan de autoriteit voor de verkiezingen wordt voorgelegd; en na den pastoor (cura) en het commité der verkiezingen gehoord te hebben, keurt de president de lijst goed ter verzending naar het opperste gezag; vindt hij echter tweedragt en verdeeldheid van meeningen onder de voor hem geplaatste partijen, dan is hij zelf gemagtigd kandidaten voor te stellen.
Van al de handelingen wordt proces-verbaal opgemaakt, dat door den president, den pastoor (als hij tegenwoordig is), de kiezers en den notaris wordt geteekend en naar het opperbestuur wordt verzonden, behalve in de aan de hoofdstad grenzende provinciën. De president mag in het proces-verbaal ook doen opnemen zijne aanmerkingen en het antwoord daarop. Bij een decreet van 1850 werd de algemeene invoering van dit stelsel bevolen. Het schijnt mij wel toe de vermelding waard te zijn en aan te toonen hoevele goede elementen van een wijs bestuur in de populaire instellingen van de Philippijnsche eilanden gelegen zijn.
De Chinezen uit de hoofdstad mogen Christelijke bekeerden uit hun midden, onder voorzitterschap van den alcalde-major van Manilla, kiezen voor de ambten van gobernadorcillo, 1sten luitenant en voornaamsten alguacil (baljuw). De ondergeschikte regterlijke ambtenaren worden bilangos genoemd en door den gobernadorcillo bij diens benoeming verkozen. Het innen van belastingen van de Chinezen is niet aan hunne principalia overgelaten, maar geschiedt door den alcalde-major of opperhoofd. Een ambtenaar is belast de Chinezen te classificeren en de op te brengen belastingen te schatten naar het vermogen van den belastingschuldige, die een zoogenaamd patente industrial heeft.
De gobernadorcillo’s en regterlijke ambtenaren hebben zitting in tegenwoordigheid van de provinciale hoofden, die de parochiale geestelijkheid aanmanen hun met verschuldigde achting en eerbied te behandelen.
Mallat, wiens geographische geschiedenis der Philippijnen in 1846 is gepubliceerd, merkt op, dat van alle door de Europeanen gestichte koloniën, deze streken welligt het minst bekend en het meest waardig zijn om bekend te worden. Het aantal eilanden waaruit de archipel bestaat; hunne groote uitgestrektheid en grenzelooze verscheidenheid; de vooruitgaande bevolking van velen; de aard van het klimaat; de bewonderenswaardige vruchtbaarheid van den grond; de onuitputtelijke rijkdom aan heuvelen, valleijen en vlakten – dat alles biedt de beschaving en haar verzachtenden invloed overvloedige belooningen aan.
Maar wat betreft de «nijvere gewoonten» der inlanders, – daaromtrent kan ik, evenmin als Mallat, hoop voeden. Het is juist het gebrek aan deze «industriële gewoonten» onder 4 of 5 millioen inwoners, dat de Philippijnen zoozeer ten achteren heeft gehouden.
Java onder het bestuur der Hollanders en Cuba onder de Spaansche regering, bieden, zonder twijfel, veel gunstiger tooneelen aan dan de Philippijnen; maar vele van de zwarigheden die de Kapitein-Generaal van Manilla ondervindt, zoowel op godsdienstig terrein als op maatschappelijk gebied, hinderen den Gouverneur-Generaal van Batavia niet; het eiland Java, het meest productive van Neêrlandsch-Indië, heeft met al die moeijelijkheden niet te kampen en men kan niet zeggen, dat zelfs Sumatra en Borneo met het voordeeligste der Philippijnsche eilanden gelijk gesteld kunnen worden.
Vele gebreken, die thans op den weg van verbetering zijn, moet men toeschrijven aan den aard van de oorspronkelijke verovering en aan het vroegere bestuur der Philippijnen. In Amerika en de West-Indiën spreidden de militaire veroveraars al hunne magt ten toon, terwijl het bezit en de plundering van nieuw grondgebied door het Spaansche hof werd aangemoedigd